Voor Eelke Kleijn is de wereld zijn huis. Of toch niet? De Nederlandse dj vliegt al meer dan twintig jaar echt naar álle uithoeken van de wereld om zijn platen aan de man te brengen.
Maar na het succes met Transmission (15 weken in de Top 40) heeft hij met zijn clubtour in Nederland oude bekende locaties weer opnieuw ontdekt. Zo draaide hij in de Complex, Maastricht en Club Smederij, Tilburg. Deze vrijdag staat alweer de laatste set op de planning: Toffler, in Rotterdam. Daar gaat de havenstad weer opnieuw kennismaken met zijn melodic techno en deephouse sounds.
Interview met eindbaas Eelke Kleijn
We spreken hem over het verschil tussen mainstage sets op Tomorrowland en underground parties, hoe de Top 40 vroeger ook negatief kon zijn én over wat er op de planning staat de rest van het jaar.
Na heel de wereld te hebben gezien, hoe is het om weer door Nederland te touren?
Ontzettend leuk! Ik zit nu twintig jaar in het vak, maar eigenlijk heb ik vanaf het begin van mijn carrière meer in het buitenland gedraaid dan in Nederland. In het begin was dat hoe mijn boekingen liepen, maar op een gegeven moment werd het een bewuste keuze om meer in Nederland te touren. Nu met Transmission is hét moment om weer meer hier te zijn. Normaal had ik zo’n acht keer per jaar een optreden in Nederland, nu zijn het twintig optredens. Ik kom nu weer op plekken waar ik vroeger regelmatig kwam, dat is wel tof.’
Een van je shows was in Tilburg, bij Club Smederij. Dat is een stuk intiemer dan bijvoorbeeld een big fish als Tomorrowland. Hoe kijk je daar nu tegenaan?
‘Allebei vind ik nog steeds heel erg leuk. Tomorrowland is natuurlijk te gek voor je carrière en gewoon het feit dat je daar staat. Maar dat zijn sets van anderhalf uur, in een kleinere setting kun je rustig een set van drie of vier uur doen. Dat past beter bij mij en hoop ik ook zo lang mogelijk te blijven doen.’
Bereid je jezelf dan anders voor? Of ga je met een ander gevoel naar zo’n set toe?
‘Wel een beetje, ja. Mijn voorbereiding is ook anders. Des te korter de set, des te beter ik voorbereid. Als je ergens 90 minuten draait, kun je jezelf geen misser permitteren. Elke plaat moet raak zijn. Dat stippel ik dus van tevoren helemaal uit, ik weet precies wat ik dan ga draaien. Mainstage sets zijn dus vaak uitgedacht. Als ik een set van 4/5 uur voorbereid, kies ik platen die ik ‘misschien’ wil draaien. Maar wat ik écht laat horen improviseer ik ter plekke.’
Is dat ook het mooie: dat improviseren?
‘Dat moet eigenlijk, vind ik. Daar ben je dj voor. Om te kijken hoe een plaat valt en wat je daarna laat horen. Mainstage sets zijn meer showcases geworden, ik vind het ook leuk om ergens te staan en geen idee te hebben van wat er komen gaat.’
Dat echte ‘old school undergroundse’, mis je dat? Of vind je tof dat steeds groter wordt?
‘Dat borduurt inderdaad een beetje voort op waar we het over hadden. Underground is: je zet een dj ergens neer, die laat je een x aantal uur draaien en zo bouw je een avond op. Hoe groter het wordt, hoe meer visuals, vuurwerk en meer geheel. Maar daardoor is er ook minder ruimte voor improvisatie. Tuurlijk, ik snap heel goed die mainstagesets: die zijn supervet, maar als ik diep van binnen kijk, vind ik underground veel toffer.’
De techno scene maakt elke dag nog sprongen. Welke redenen zie jij daarachter?
‘Hier in Nederland zitten we al jaren aan de top. We hebben al twintig jaar een publiek dat naar technofeesten gaat. Maar als je in Amerika kijkt… Daar had de EDM scene tot tien jaar geleden amper voet aan de grond. Door namen als Avicii en Tiësto is dat opgekomen en nu is daar een grote transitie gaande. Ook de hardere genres winnen daar nu steeds meer terrein. Maar dat geldt ook voor heel veel andere continenten en landen, hoor.’
Jij bent zelf al meer dan twintig jaar druk bezig in het buitenland. Wat voor verschil merk jij dan?
‘Twintig jaar geleden was op veel plekken écht underground. Je kwam in een kleine zaal en daar stonden zo’n 300 mensen waar je vol voor kon improviseren. Nu merk je dat het ook daar veel grootser wordt. Je krijgt steeds een groter podium en er komt steeds jonger publiek op af. Maar het ligt er wel echt aan waar je bent. In Hongarije en Servië had je toen ook al een goede scene, maar Azië komt nu net pas een beetje aan de beurt. De muziek heeft dus tijd nodig.’
Als je nu weer door Nederland tourt, heb je dan ‘heimweegevoelens’ naar het buitenland?
‘Nee, helemaal niet. Ik vind het beide leuk en ik vind ook niet per se het buitenland belangrijker. Of beter. Voor mij is elke avond op zich een avontuur. Het leuke aan in Nederland draaien is dat ik in mijn eigen bed kan slapen, haha. Dat gaat je soms wel tegenstaan: dat je altijd in je eentje in een hotelkamer zit.’
Voelt het dan ook echt als thuis?
‘Ja hoor, het heeft toch wel iets bijzonders om in je eigen land op te treden. Dat heb ik altijd al wel gevonden, alleen mijn carrière liep net iets harder in het buitenland. De eerste tien jaar in ieder geval sowieso. En op een gegeven moment leg je dan jezelf daar bij neer en focus je op jezelf.’
In de Nederlandse Top 40 heb je ook aantal platen gehad. Met als meest recente, Transmission met Joris Voorn. Je gaf net aan: ‘Als ik heel diep kijk, vind ik underground beter bij mij passen.’ Pas je jouw stijl aan als je denkt dat je in de Top 40 kunt komen?
‘Mijn eerste single in de Top 40 was “Ein Tag Am Strand” in 2013 en die plaat had ik al twee jaar daarvoor gemaakt. Terwijl ik met die plaat bezig was, hoorde ik al wel dat het een dingetje kon worden. Je hoort de potentie. Ik probeerde het niet helemaal aan te passen om ‘m de Top 40 in te krijgen, maar ik probeer wel de hitpotentie eruit te halen. Of het dan echt een hit wordt weet je nooit. Ein Tag Am Strand werd een enorme hit. Enerzijds was dat te gek, maar underground en Top 40 waren toen wel echt nog verschillende werelden. Nu is daar veel overlap in. Tien jaar geleden had ik het idee dat niet iedereen het mij in dank af nam, ofzo. Er zijn toen situaties voorgekomen dat ik hoor: ‘Nee, Eelke wil ik niet boeken want die staat in de Top 40.’
Je laatste creatie, Self Control met Lee Cabrera, heeft nu ook al mooie cijfers bereikt! Hoe is die samenwerking tot stand gekomen?
‘Dat is een heel tof verhaal. Lee en ik kennen elkaar al een tijdje. Op een gegeven moment stuurde hij ons een demo, en dat was een edit van Self Control van Laura Branigan. Zonder dat hij het wist, was ik ook bezig met een edit van Self Control van Laura Branigan. Onafhankelijk van elkaar waren we dus aan dezelfde track begonnen. Hij was al heel ver en die van mij was nog in de demofase. Toen hebben we zijn versie gereleased en dat was toch wel een bescheiden hitje. Nu hebben we mijn versie afgemaakt. We hebben dus beide een versie gemaakt en er een soort samenwerking van gemaakt.
En waar spotten we jou nog meer, naast de laatste rondes van de Transmission tour?
‘Ik ben elk weekend wel ergens aan het draaien. Tot en met Amsterdam Dance Event zit ik al redelijk vol, dus ik ben behoorlijk veel onderweg. Zo sta ik 30 juli back-to-back met Patrice Bäumel op Woodstock en op 26 augustus sta ik op Hidden Garden Festival in Eindhoven. Dat zijn wel twee hele toffe feesten.
Daarnaast komt er een nieuwe single uit in augustus/september, dus die ben ik nu aan het testen en wat kleine aanpassingen aan het maken. Dat wordt de opvolger van Self Control. Verder ben ik al een tijdje met een vijfde artiestenalbum bezig. Met kleine stapjes gaat dat vooruit. De eerste paar platen zijn af en ik hoop het volledige album volgend jaar uit te brengen. Het worden iets meer liedjes, een album dat iets meer vanuit een songstructuur is ontstaan.’